Rond 1990 begon Ger Postma met kaarsen maken en sinds 1997 maakt hij ook de paaskaars van onze kerk. Een klus die hij zelf erg mooi vindt en die nog geen jaar is gaan vervelen.
“De eerste keer dat ik kaarsen maakte was met beschuitbussen. Ik smolt de kaarsen op een campinggasstelletje. Toen ik het een beetje kon heb ik voor mezelf kruiswegstaties op kaarsen gemaakt. Die zette ik op zolder. Op een dag dacht ik: ‘Kan de kerk daar niet wat mee?’ Ik heb de commissie-eredienst gebeld. Jaap Buis kwam langs en toen hij de kruiswegstaties zag vroeg hij: “Wil jij niet de paaskaars voor de kerk maken?” Toen zei ik met veel lef: ja.”
Dit artikel is ook in Venster verschenen. Wilt u ook het Venster ontvangen (abonnementkosten €20)? Neem dan contact op met het kerkelijk bureau. Klik op dit vak voor de contactgegevens.
“Bedenk zelf maar wat”
De eerste jaren kreeg Ger het onderwerp voor de paaskaars aangedragen. “De voorgangers bepaalde altijd wat er op de kaars moest komen. Dat had te maken met het thema van het kerkelijk jaar dat in september begint. Ik begin alleen veel eerder met het maken van de kaars, al in januari. De voorgangers hadden op dat moment nog geen idee wat het thema zou zijn, die hadden net even rust met kerst, dus toen zeiden ze op het laatst: bedenk zelf wat”.
Het bedenken van het thema is elk jaar weer een uitdaging: “Het is een proces. Je hebt een vaag idee. Dan praat ik er eens met mijn vrouw Truus over, ik loop door de natuur of ik lees iets in de krant. Langzaam groeit er dan een idee.” Na meer dan twintig jaar kaarsen maken is de inspiratie nog lang niet op: “Het komt iedere keer weer en dat is steeds het wonder. Ik haal mijn inspiratie bijvoorbeeld uit een kind dat speelt of een boom in een bos. Dan laat ik me door het een of ander iets leiden. Mijn vrouw zegt wel eens dat het in mijn genen zit. Het draait in eerste instantie niet om geloof, maar onderweg sluipt dat er in.”

Ger maakt de kerkpaaskaars niet zelf, daar is de kaars te groot voor. Thuis kan hij maar tot 60 centimeter lang: “Ik heb die dompelaar zelf gemaakt, ik kocht twee oude wasmachines, de buitenkant daarvan heb ik toen gebruikt om een mal te maken voor de kaarsen.”
“Ik laat mijn handen gaan en dan komt het”
Na de mogelijkheden te hebben afgewogen begint Ger met het maken van het werk. Boven op zolder heeft hij daarvoor een ruimte: “Ik maak de figuren van boetseerklei. In het proces vorm ik heel erg. Je maakt iets en dan haal je iets weg en dan plaats ik iets toch weer terug. Ik laat mijn handen gewoon gaan en dan komt het. Bijvoorbeeld voor de paaskaars van dit jaar, daar wilde ik een ‘X’ boven de Bijbel plaatsen, maar dat vond ik niet vrolijk genoeg. Daarom heb ik de randen rond gemaakt, dat bedenk ik dan tijdens het proces.”

Soms wordt de kaars nog op het laatste moment aangepast: “Op een goede vrijdag was de paaskaars af, ik liet hem aan Truus zien en ik zei tegen haar: ik vind hem niet mooi. De kleurstelling was niet mooi. Ik ben toen gaan slapen en heb toen zaterdag de kaars nog helemaal opnieuw gemaakt. Hij moest om twaalf uur af zijn. Toen ik om twaalf uur in de kerk kwam en hem daar aan Truus liet zien zei ze: Ja, dit is wat je zocht”.
Paaskaars hoort bij de kerk
Een paaskaars hoort volgens Ger echt bij een kerk: “Het is het licht van God, daarom wordt hij ook iedere zondag opnieuw aangestoken. Hij is symbolisch aanwezig. Daarom kan er ook geen auto of trein op worden gezet. Het moet iets met Gods band met de mens te maken hebben. Soms is het verhaal achter de kaars mooier dan de kaars zelf.”
Mensen zijn voor Ger belangrijk op de paaskaars: “Dat brengt meer leven op de kaars en brengt het dichterbij. Bijvoorbeeld bij de kaars van dit jaar zie je mensen staan die blij zijn met de woorden van God.

Kunst in de kerk is belangrijk
Kunst is erg belangrijk in een kerk vindt Ger: “Ik heb hier naast mij een kaars staan, twee mensen met een boom er bij. Als je dat zo in één blik ziet, dan flitst er heel veel bij je langs. Een schrijver of een dominee zou veel woorden nodig hebben om dat te omschrijven. Wat een mens ziet in een fractie van een seconde, daar heb je soms een bladzijde voor nodig om te beschrijven. Kunst brengt geloof dichterbij.”
Oude kaars wordt niet weggegooid
De paaskaars die ieder jaar voor de helft opbrandt, wordt daarna niet weggegooid. “Ik maak de kaars weer netjes en mooi en maak hem schoon. Ook restaureer ik hem wat en dan gaat de paaskaars naar iemand toe. Ik vraag aan de predikanten wie de kaars kan gebruiken en dan breng ik of iemand anders hem langs. Er ontstaat dan een gesprek. Het is een steuntje in de rug en mensen zijn er vaak erg blij mee.”
Na zoveel jaar kaarsen maken, is Ger nog lang niet klaar. “Het is fijn om dingen te maken die mensen inspireren en het hele bedenkproces verveelt nog steeds niet.”
Meer lezen over de paaskaarsen? Lees hier de verhalen achter de paaskaars van 2014, 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019.
Dit artikel verscheen ook in Venster. Abonneren op Venster kan via het kerkelijk bureau.